Het budget voor bijstandsuitkeringen wordt sinds de invoering van de Wet Werk en Bijstand in 2004 over gemeenten verdeeld met een objectief verdeelmodel, het zogenoemde bijstandsverdeelmodel. De fundamentele aanname achter de verdeelsystematiek voor de bijstandsuitgaven is dat financiële tekorten en overschotten van gemeenten samenhangen met beleid en uitvoering. In dit onderzoek is die aanname getoetst; het doel van het onderzoek was te zoeken naar verklaringen voor uitschieters van het verdeelmodel.
Uit het onderzoek blijkt dat verschillen tussen voorspelde en werkelijke aantallen bijstandshuishoudens een statistisch significante samenhang vertonen met verschillen in beleid en uitvoering. De aanname dat de overgebleven tekorten en overschotten van gemeenten het gevolg zijn van verschillen in beleid en uitvoering is dus in elk geval ten dele plausibel. Het grootste deel van de verklaarde verschillen is terug te voeren op handhaving; gemeenten die strenger handhaven hebben over het algemeen een kleiner tekort in aantallen bijstandshuishoudens. Daarnaast doen ook maatregelen (sancties) ertoe.
Verder hangt verschil in talentmanagement tussen de verschillende sociale diensten samen met de verschillen tussen het werkelijke en voorspelde aantal bijstandshuishoudens; sociale diensten die gericht zijn op het aantrekken, vasthouden en belonen van talent presteren over het algemeen beter. Tot slot blijkt dat de verschillen in aantallen statistisch significant samenhangen met het politieke klimaat in de gemeente; gemeenten die een gemeenteraad hebben met een sterkere voorkeur voor inkomensherverdeling hebben over het algemeen meer bijstandsgerechtigden dan het verdeelmodel voorspelt.