Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid werkt met een objectief verdeelmodel om de noodzakelijke bijstandsuitgaven in te schatten. In opdracht van het ministerie hebben SEO Economisch Onderzoek en Atlas Research de verdeling van de bijstandsbudgetten voor 2024 berekend op basis van zo actueel mogelijke gegevens. Ten opzichte van het model voor 2023 zijn er een aantal wijzigingen doorgevoerd.
Gemiddeld genomen verandert het budgetaandeel van gemeenten in 2024 met vijf procent ten opzichte van hun aandeel 2023. Het gaat om een half procent meer dan vorig jaar. Deze beperkte toename komt door aanpassingen van het model. Het regulier budgetaandeel stijgt in de kleinere gemeenten in de Randstad en daalt in kleinere gemeenten in het Noorden en Zuiden. Voor de grotere steden is het beeld gemengd. Verandering in de hoogte van het macrobudget spelen bij de verandering in deze aandelen geen rol.
Het reguliere budgetaandeel in een gemeente verschilt in 2024 gemiddeld genomen met zeven procent van het uitgavenaandeel in 2023. De grotere steden – in het bijzonder Amsterdam, Rotterdam, Arnhem en Leeuwarden – hebben een relatief klein budgetaandeel ten opzichte van hun aandeel in de totale feitelijke bijstandsuitgaven. In kleinere gemeenten, voornamelijk in (de noordvleugel van) de Randstad, Noord-Brabant en Zeeland, is het uitgavenaandeel vaak kleiner dan het budgetaandeel.
Het objectieve verdeelmodel bestaat uit twee delen: de ontvangst van een uitkering (volumecomponent) en de hoogte van de uitkering (prijscomponent). De volumecomponent schat de kans op bijstand van een huishouden in op basis van objectieve factoren zoals huishoudenssamenstelling, leeftijd, herkomst en woonsituatie. De prijscomponent schat per huishouden de uitgekeerde fractie van het wettelijk normbedrag in op basis van objectieve factoren en vermenigvuldigt dit met het wettelijk normbedrag voor het huishouden. Dit geeft de voorspelde hoogte van de uitkering. Een voorspeld budget per huishouden resulteert door kans op bijstand te vermenigvuldigen met de voorspelde hoogte van de uitkering. Deze budgetten zijn opgeteld over de huishoudens binnen een gemeente om tot het voorspelde (objectief) budgetaandeel voor die gemeente te komen. Dit budgetaandeel is ten slotte vermenigvuldigd met het beschikbare macrobudget voor 2024. Het uiteindelijke gemeentelijke budget bestaat – afhankelijk van de gemeentegrootte – deels uit dit objectieve aandeel, en deels uit een aandeel gebaseerd op historische uitgaven.
Model 2024 schat de gewichten voor de volume- en prijscomponent in op basis van gegevens met peildatum begin januari 2021. Voor de budgetverdeling worden die gewichten toegepast op zo actueel mogelijke gegevens, namelijk met peildatum ultimo 2022. Een uitgebreide verantwoording is terug te vinden in twee technische achtergronddocumenten over de schattingsfase en de actualisatiefase van het onderzoek.
Een interactieve budgettool voor 2024 geeft cijfermatig inzicht in de totstandkoming van de budgetten op gemeenteniveau. Binnen deze tool is er voor elke afzonderlijke gemeente ook een korte rapportage met toelichting op de belangrijkste cijfers beschikbaar.
In de afgelopen jaren heeft het ministerie van SZW een aantal onderzoeken uit laten voeren, die verder gingen dan het reguliere onderhoud. Dit rapport vertaalt de uitkomsten van deze onderzoeken naar het bijstandsverdeelmodel en onderzoekt daarnaast een aantal andere verfijningen. De voorkeursspecificatie neemt de meeste veranderingen in de regiokenmerken uit eerder onderzoek over. Er komen meerdere kenmerken over gezondheid bij. Bij het rapport horen ook een notitie met tussenresultaten en een notitie over langdurig bijstandsgebruik.
Zie hier de officiële bekendmaking van de voorlopige bijstandsbudgetten 2024 en definitieve budgetten 2023.